--> No. 169

Leren van dramaturgie

Periode 2021 / Project Leren van dramaturgie / Opdrachtgever RAvB


Het afstuderen op de Rotterdamse academie is het samenvallen van de praktijk en het onderwijs, van denken en doen, gekenschetst door het uitdragen van een tweeledige boodschap: de profilering als architect of stedenbouwkundige middels reflectie op maatschappelijke dan wel ruimtelijke context en een ontwerp als proeve van bekwaamheid. Dat is geen sinecure.

In mijn PhD onderzoek gebruik ik de dramaturgie om complexe situaties te bestuderen en tegelijkertijd het actiegericht ontwerp van Stadsklas als onderzoeksmodel te bevragen op de relevantie voor de praktijk van onderzoek en onderwijs. In dit artikel wil ik de betekenis van mijn PhD onderzoek voor het onderwijs, en specifiek het afstuderen, duiden. Wat kan dramaturgie bieden? Stadsklas Stadsklas is onderzoek, leren en ervaren ineen (Lofvers, van Westrenen, Devos, & Venhuizen 2017). Zij is ontworpen als een actiegericht onderzoeksmodel naar nieuwe rollen en vaardigheden van stedebouwkundige practitioners. Stadsklas stelt de stedebouwkundige expertise ter discussie, verbreedt het veld en nodigt anderen aan tafel. Zij keert het werkveld binnenste buiten en gaat de confrontatie aan met traditie, professionals en canoniek. Zodoende brengt zij traditionele en nieuwe spelers samen en laat wisselwerking via interactie plaatsvinden. Die uitwisselingen – als contactzone van de performance – vormen de crux van Stadsklas. Als publiek event is zij tussen 2014 en 2017 twaalf keer, op verschillende locaties in Nederland en België, met in totaal zo’n 250 mensen, uitgevoerd. Reflecteren middels ervaringen lag ten grondslag aan het lerend vermogen van Stadsklas. Om het ontwerp en de wisselwerking tussen onderzoek, leren (uitwisseling) en ervaring te beschrijven is in mijn PhD gekozen voor het perspectief van dramaturgie. Op verschillende andere terreinen wordt ook gebruik gemaakt van dramaturgische principes om de wederkerigheid te begrijpen: architectuur (Turner 2010; 2015), planologie (Hajer, 2005 Bronsvoort, 2021), sociologie (Goffman, 1959 Burke, 1969) of onderwijs (Martin, 2001 Østorn, 2021). Maar wat betekent een dramaturgische zienswijze of houding voor het onderwijs op de Rotterdamse Academie van Bouwkust? Enerzijds biedt het een onderlegger en een houding om complexe opgaven tegemoet te treden (zie studio’s FUR-RAvB of de studio Post Fossil Urban Narratives). Anderzijds biedt dramaturgie een kader voor reflectie en handeling tussen context en ontwerp. Mede naar aanleiding van de start van het huidige academiejaar wil ik hier expliciet op in gaan. Dramaturgie Wat is dramaturgie? De Vlaamse dramaturge Marianne van Kerkhoven omschreef dramaturgie (1994) als volgt: “(…) dramaturgy involves everything, is to be found in everything, and is hard to pin down. Is it only possible to think of dramaturgy in terms of spoken theatre, or is there a dramaturgy for movement, sound, light and so on, as well ? Is dramaturgy the thing that connects all the various elements of a play together? Or is it, rather, the ceaseless dialogue between people who are working on a play together? Or is it about the soul, the internal structure, of a production? Or does dramaturgy determine the way space and time are handled in a performance, and so the context and the audience too? And so on. We can probably answer all these questions with "Yes, but...".” (Turner, & Behrndt, 2016) Die schijnbaar eenvoudige vragen blijken lastig te beantwoorden. Het is productiever een benadering te geven van wat dramaturgie doet. Dramaturgie is genealogisch verbonden met theater en geworteld in een lange Europese geschiedenis die terug te voeren is tot de Grieken. Aristotelis wordt beschouwd als de grondlegger van de dramaturgie. De vertaling van Griekse literatuur (Homerus, Sophocles en vele anderen) naar drama is door Aristotelis onderbouwd met een set van elementaire regels in Poëtica. Doorheen de tijd is dramaturgie geëvolueerd als praktijk en als theorie. In hedendaagse praktijken is een grote en uiteenlopende hoeveelheid van dramaturgische werkvormen geworteld waarbij het narratief niet langer gedomineerd wordt door tekst maar ook door muziek, beweging, plekken – acties in allerlei vormen en gedaanten in theaters en op de meest uiteenlopende, daartoe toegeëigende plekken plaats vinden. Deze zogenaamde postdramatische praktijken (Lehmann, 1999; Turner, & Behrndt, 2016) geven allen op eigen wijze vorm aan de drie componenten die dramaturgie op hoofdlijnen organiseert: de compositie van de performance (compositie, structuur rondom actie), de context en de relatie met het publiek(e) en de wisselwerking daartussen. Volgens het etymologisch begrippenkader is dramaturgie samengesteld uit de begrippen drãma (‘actie’) en -ergos, van érgon (‘werk’), wat verwant is met doen. Met andere woorden: de werkzaamheid van (die) dramaturgie = werkzame bestanddelen= benutten om te interveniëren in een maatschappelijk gedefinieerde context door een artistiek, speculatief werk te produceren (Georgelou, & Theodoridou, 2017). Reflectie op die dramaturgische praktijk draagt bij aan haar theoretische ontwikkeling. “Het denken kan niet los gezien worden van het praktische bedrijf; het heeft zijn wortels in de materiële werkelijkheid. Maar de relatie tussen theorie en praktijk is ook een 'dubbele', dialectische verhouding. Aan de ene kant bepaalt het (materiële) zijn het bewustzijn. Aan de andere kant bepalen de ideeën die wij in ons hoofd hebben de wijze waarop wij de wereld zien en waarop wij dan ook in die wereld handelend optreden.” (Van Kerkhoven, 2002, p.201) Het afstuderen Aan het begin van hun afstuderen formuleren de studenten persoonlijke afstudeerprojecten die variëren van traditionele tot grote, maatschappelijke (deel)opgaven. Het werken aan de meer traditionele opgaven wordt doorgaans gemotiveerd door persoonlijke aanleidingen en gekenmerkt door een vaak elementaire benadering. De complexe maatschappelijke opgaven worden veelal tegemoet getreden door een ontwerpmatig handelen en denken als proces dat samenvalt met onderzoeken en ontwerpen (zie ook Van den Boomen, 2017), waarbij het ontwerp als instrument wordt ingezet om een beeld te schetsen van een mogelijk antwoord op de vraagstelling. Die processen zijn niet lineair, maar leggen een grillig pad af om tot een resultaat te komen. Bij de selectie van afstudeerprojecten voor Archiprix op 28 augustus 2021 werd eens te meer duidelijk hoe lastig het is de uitkomsten van die verschillende aanpakken te vergelijken – en hoe moeilijk het is (voor de pas-afgestudeerden) om de context van de vraagstelling, de uitwerking en de reflectie daarop af te stemmen en te representeren. Zeker wanneer ze het eindresultaat niet zelf, in levenden lijve, kunnen presenteren. Wat kan dramaturgie als zienswijze betekenen voor het afstudeertraject? Van Kerkhoven (1999) maakte een onderscheid tussen grote en kleine dramaturgie: “'De kleine dramaturgie' is voor mij het dramaturgische werk dat zich rond een concrete productie situeert, 'de grote dramaturgie' zou men in algemene en wellicht te vage bewoordingen kunnen omschrijven als het dramaturgische werk waardoor het theater gestalte geeft aan zijn maatschappelijke functie”. Die productie komt tot leven door wisselwerking met haar publiek en de context waarop zij reageert. We zouden de concrete productie kunnen zien als een architectonisch of stedenbouwkundig (afstudeer)project en dit kunnen beschouwen als een kleine dramaturgie. De grote dramaturgie biedt de maatschappelijke context, oftewel: het kader, waarbinnen de opgave gestalte krijgt – en haar tegelijkertijd conceptueel, programmatisch en ruimtelijk (contextueel) voedt. Met andere woorden: het zijn de thematische setting van het (afstudeer)project en de visie van de student die richting geven aan de uitwerking en presentatie van het voorgestelde. Dit frame (Bleeker, 2003) stuurt de blik van de commissie en het publiek om zich zo te kunnen verhouden tot het gepresenteerde en zich daarover kritisch te kunnen uitspreken (eerder genoteerde derde component die een dramaturgische praktijk op hoofdlijnen organiseert). Ordeningsprincipes De praktijk volgens de kleine dramaturgie betreft het werk rondom een voorstelling en dus, in het kader van een ontwerpproject, de inzet van middelen en vaardigheden om een complete voorstelling van dat project tot stand te brengen . Net als een dramaturgisch werk bestaat een stedenbouwkundig of architectonisch ontwerpproject uit een compositie van elementen (eerder genoteerde tweede component die een dramaturgische praktijk op hoofdlijnen organiseert: de compositie van de performance). Elementen die voortkomen uit de traditie van die praktijken. Zoals de hedendaagse praktijk van dramaturgie nog steeds te herleiden is naar de regels van Aristoteles, spreekt de stad nog immer middels elementaire principes en systemen, en de architectuur nog altijd via gebouwen, die zijn samengesteld uit fundamentele elementen (Koolhaas, 2014 2020). Het zijn die kernelementen die vervolgens de architectuur tot uitdrukking brengt én tot spreken dwingt . Het is de inter-actie van die elementen en principes die leidt tot ervaringen en de tijdgeest die de vorm en het format bepaalt. Context Dramaturgie is ook een samenvallen met complexiteit. Als situatie en als werkwijze. Naast de elementaire benadering van afstudeeropgaven zien we context-gestuurde of agenderende opgaven die zich verhouden tot grote maatschappelijke veranderingen. Deze opgaven zijn verankerd in een a-lineair gestuurd proces waarvan de uitkomst onzeker is. Werken in dergelijke complexe situaties vraagt van de student een ruimere set vaardigheden en een andere houding ten aanzien van de opgave. Juist bij dergelijke opgaven kunnen alle drie de componenten die een dramaturgische praktijk op hoofdlijnen organiseert houvast bieden. Dramaturgie helpt dan bij het ‘zijn’ in complexiteit. Ze reduceert de opgaven niet tot een enkelvoudige benadering maar is in staat haar vanuit een meervoudige benadering te aanschouwen, te reduceren en uit te dragen. Het belangrijkste instrument in dat proces van schakelen, tussen context en ontwerpvoorstel, tussen denken en doen is reflectie. Reflectie Als levende discipline richt theater zich direct tot haar publiek en communiceert zij middels haar voorstelling. Zij heeft een uitgesproken sociale functie die tot uitdrukking komt in de vertaling van de maatschappelijke context naar de realiteit van de voorstelling. Die voorstelling is het instrument om kritisch op de werkelijkheid te reflecteren. Tegelijkertijd, zo betoogt Van Kerkhoven (2002), is theater als kunstvorm zelf onderwerp van een continue kritische reflectie. Reflectie is één van de dramaturgische tactieken die sinds Bertold Brecht (Willet, 1964 Luckhurst, 2006 Turner, & Berhndt, 2016) gehanteerd wordt om uitkomsten te toetsen. Niet enkel achteraf, maar als een continu gegeven in een proces waarin bewogen wordt tussen allerlei vormen en benaderingen van onderzoek naar context en praktijk, en het bevragen van die praktijk, om zo te bewegen naar een ultieme uitkomst als antwoord op de verbeelding van het narratief. Reflectie is een van de zes eindkwalificaties van de opleiding tot architect of stedebouwkundige . Op de tussentijdse presentaties en tijdens de slotbijeenkomst wordt de student geacht op zijn opgave en de uitwerking te reflecteren. Tijdens die publieke bijeenkomsten wordt het ontwerpvoorstel getoetst aan de vraagstelling en beoordelingscriteria. Middels zijn afstudeerproject legt de student verantwoording af over zijn of haar gekozen positie en benadering, over de vertaling in een ruimtelijke voorstelling van de opgave en neemt het publiek daarin mee. Maar reflectie als tactiek vindt bovenal plaats tijdens het proces van onderzoek, ontwerp en uitvoering als een continue beweging tussen denken en doen en het toetsen van de vraagstelling aan de uitkomst en vice versa. Reflectie gaat over het continue bijsturen van het werken tussen context en ontwerp en tussen ontwerp en publiek. Tenslotte draagt de feitelijke context van de eindpresentatie als instrument bij aan reflectie en (re)presentatie. Voorbij de academische setting kan die context bewust ontworpen of dramaturgisch gearrangeerd zijn. Zo kozen bijvoorbeeld Gabriela Kopacikova, Tea Hadzizulfic, Paul van den Bergh, Saskia Lambers en anderen ervoor om hun afstuderen te presenteren in een speciaal daarvoor gecreëerde of toegeëigende setting. Publiek en commissie worden meegenomen en gepositioneerd in het ruimtelijk vertaalde narratief van de voorstelling die als setting reflecteert op de maatschappelijke dan wel ruimtelijke context om datgene te kaderen wat de student middels zijn afstudeerproject wil overdragen. Het nadenken over de wijze van presenteren, wat er getoond wordt (en wat niet) tot en met de keuze voor die setting – in een auditorium of juist op een specifiek gekozen locatie – creëert de omstandigheden waarin het afstudeerproject beoordeeld wordt door publiek en commissie(s). De keuze voor die feitelijke context van representatie draagt dus ook bij aan reflectie. Dat dit laatste ook kwetsbaar is – in het kader van de recente selectie voor Archiprix of nominatie voor De Meester – besef ik me terdege. Maar het spelen met componenten om een werk voorstelbaar te maken, is meer dan alleen een architectonische of stedenbouwkundige planpresentatie. Het afstudeerwerk moet ook zichzelf kunnen presenteren. Die voorstelling moet de context, de gedachtegang en het resultaat van het proces laten zien. Dus de grote en kleine benadering van de architectonische en stedebouwkundige opgaven communiceren via tekeningen, modellen, collages, tekst en andere middelen aan een publiek. Al dan niet in een speciaal daarvoor ontworpen context. Mijns inziens is het afstuderen het samenvallen van de praktijk en het onderwijs, van praktijk en theorie, van proces en productie en reflectie – van denken en doen – en het uitdragen van een tweeledige boodschap. Naast een bewijs van kunnen als bekwaam architect of stedenbouwkundige, vormt het project een reflectie op maatschappelijke dan wel ruimtelijke opgaven – met een commissie om het project te kwalificeren en een publiek om zich daartoe kritisch te verhouden. Referenties - Boomen, T. v. d. (Ed.) (2017). Urban Challenges, Resilient Solutions. Design Thinking for the Future of Urban Regions. (2017). Trancity Valiz. - Bleeker, M. (2003). Dramaturgy as a mode of looking. Women & Performance: a journal of feminist theory, 13(2), 163-172. - Bronsvoort,I., J.Hoffman, M. Hajer. (2020). Wat, hoe en wie? Vormgeven aan inclusieve ontmoetingen in de energietransitie. Retrieved from Utrecht: - Burke, K. (1969). A Rhetoric of Motives. - Georgelou, E. P. K., Theodoridou, D. (Ed.) (2017). The Practice of Dramaturgy. Working on Actions in Performance. Vol. 23. Amsterdam: Valiz. - Goffman, E. (1959). Presentation of Self in Everyday Life. New York, NY: Double Day & Co. - Hajer, M. A. (2005). Setting the Stage: A Dramaturgy of Policy Deliberation. Administration & Society. - Kerkhoven, M. v. (1994). Over dramaturgie; On Dramaturgy. Theaterschrift, 5-6. - Kerkhoven, M. v. (1999). Van de kleine en de grote dramaturgie. Pleidooi voor een 'interlocuteur'. Etcetera (68), 67-69. - Kerkhoven, M. v. (2002). Van het kijken en van het schrijven. Teksten over theater. Leuven: Van Halewijck. - Koolhaas, R. (2014). Fundamentals Catalogue. In 14th International Architecture Exhibition - La Biennale di Venezia (Ed.): Marsilio, Rizzoli. - Rem Koolhaas, Harvard Graduate School of Design, James Westcott, Stephan Petermann, Stephan Trüby. (2020). Elements of Architecture (Harvard Graduate School of Design Ed.): Taschen Gmbh. - Lehmann, H. T. (2006). Postdramatic Theatre (K. Jurs-Munby, Trans.). London and New York: Routledge. - Lofvers, W., Westrenen. F. v., Devos T., Venhuizen, H. (2017). Stadsklas. Learning by doing. Projectverslag 2014-2016. Retrieved from The Hague: Stroom. - Luckhurst, M. (2006). Dramaturgy: a revolution in theatre. Cambridge University Press. - Martin, A., S. Leberman, J. Neill. (2002). Dramaturgy as a Method for Experiential Program Design. The Journal of Experiential Education, 25(1), 196-206. - Østern, A.-L. (2021). Teaching and Learning through Dramaturgy. Education as an Artful Engagement. London and New York: Routledge - Pratt, M. L. (1991). Arts of the Contact Zone. Profession, 33-40. - Turner, C. (2010). Mis-Guidance and Spatial Planning: Dramaturgies of Public Space. Contemporary Theatre Review, 20(2), 149-161. - Turner, C. (2015). Dramaturgy and Architecture. Theatre, Utopia and the Built Environment: Palgrave Macmillan UK. - Turner, C., Behrndt, S. (2016). Dramaturgy and Performance (Revised Edition) (2 ed.). London: Palgrave Macmillan Ltd. - Willet, J. (1964). The theatre of Bertolt Brecht- A study from eight aspects. London: Methue
+ Related Projects