--> No. 10

Midden- en Oost Europa

Periode 2004 / Project Midden- en Oost Europa / Opdrachtgever Fonds BKVB / Locatie Midden-en Oost Europa


Van 23 april tot en met 12 mei 2004 wordt door het Fonds BKVB een studiereis georganiseerd naar Midden- en Oost Europa met als doel een dieper inzicht te krijgen in de gebouwde omgeving en de beeldcultuur van de voormalige socialistische regimes. De uitbreiding van de Europese Unie met landen uit het voormalig Oostblok confronteert Europa met een ideologisch verleden dat diepe sporen heeft nagelaten op de cultuur, én op de gebouwde omgeving. Het is de vraag wat de waarde van dit verleden is en of we in Nederland nog iets kunnen leren van het ´socialistisch experiment´ zoals dat zich uit de iconografische programma´s laat aflezen. Over deze reis is een publicatie en een tentoonstelling (Collage Europa) gemaakt.

Ideaalsteden in Midden- en Oost-Europa

Het begin van de twintigste eeuw werd gekenmerkt door de ontwikkeling van nieuwe idealen en het geloof in een maakbare samenleving. Sinds 1917 stonden die in de Sovjet-Unie in het teken van het totalitaire regime van het communisme. Aan het begin van de koude oorlog in1948 werd dit eveneens ingevoerd in de Midden Europese landen die aan het Sovjet imperium werden toegevoegd. Socialistische regimes zien de stad als manifest voor een nieuwe samenleving en de stedenbouw als een van de instrumenten om die naderbij te brengen. De ruimtelijke grondslag van de socialistische stad wordt gevoed door het idee van sociale gelijkheid en het vertrouwen in wetenschap entechniek om deze te realiseren. De socialistische stad kenmerkt zich door een ruime groene opzet met een ruimtelijke zonering waarin wonen, werken, cultuur, recreatie en verkeer van elkaar zijn gescheiden. Het verkeer speelt in destedenbouwkundige opzet een ondergeschikte rol, verkeersvrije groenstroken verbinden woongebouwen en voorzieningen. Collectieve voorzieningen als kinderopvang, wasserijen, ontspanningsmogelijkheden en cultuurhuizen moeten een nieuwe levensstijl mogelijk maken. Deze collectieve arrangementen zijn bepalend voor het menselijk gedrag en de wijze van samenleven. Socialistisch is de stad niet door haar vorm maar door haar programma, door de garantie vanwerkgelegenheid en de stabiliteit van woon- en vestigingsplaats. De socialistische stad wordt gezien als een overwinning op het verleden waarbij de bestaande stad wordt verworpen als vies, verderfelijk en ziek makend.

 

Nu het ijzeren gordijn is gevallen kan de planvorming van deze ideaalsteden, hun betekenis en hun toekomstwaarde in kaartworden gebracht. Heeft de socialistische stad daadwerkelijk bestaan of is ze ingehaald door andere ontwikkelingen? Zijn idealen in beton te gieten? En wat is de waarde van collectieve arrangementen als de idealen die er aan ten grondslag lagen niet meer bestaan? Het wegvallen van oude socialistische idealen schept onherroepelijk nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden voor het individu. Welke transformaties zijn er gaande? En welke mogelijkheden bieden de achterhaalde modellen voor nieuwe ontwikkelingen?

 

 

Socialistisch realisme (1932-1955)

In het begin van de twintigste eeuwontwikkelde het modernisme nieuwe stedenbouwkundige principes die volgens eendeel van de pioniers van deze toen nog revolutionaire avant-garde kondenbijdragen aan het ontstaan van een nieuwe, socialistische stad. Een van de meeste zuivere uitwerkingen van dit utopisch model was bandstad Charkiv (Oekraïne,1929). Deze ideaalstad, gekoppeld aan de tractorindustrie, is nog steeds volop in bedrijf. In de jaren dertig maakte het modernisme echter in heel Europa plaats voor het socialistisch realisme. Socialisme, zo werd gesteld, zou moetenvoortborduren op bestaande, traditionele waarden met een symbolische figuratieve uitwerking, en niet gebaseerd zijn op een theoretische discussieover kunst en technologie zoals in het modernisme. De ‘stijl van het nieuwe proletariaat’ moest aansluiten bij de belevingswereld van de gewone mens en de arbeider moest worden gehuisvest in arbeiderspaleizen. Het socialistisch realisme kenmerkt zich door expressie in ornament, verbeelding van de partijdogma’s en een terugkeer naar de classicistische traditie.

Door de tweede wereldoorlog komt de toepassing van het socialistisch realisme in een stroomversnelling. Niet alleen de immense oorlogsschade en de wederopbouw van steden maakten dat deze stijl op grote schaal werd toegepast, maar ook de uitbreiding van het Sovjet Imperium. Door de uitbreiding van het machtsbolwerk moesten alle bezette landen in Midden- en Oost-Europa zich onderwerpen aan het Russische politieke, economische en culturele systeem. Het socialistisch realisme besloeg in deze landen een relatief korte periode tot1955, maar was van grote invloed op de wederopbouw van Oost-Europese steden.

  Er werd gestart met de bouw van nieuwe steden in de nabijheid van de industrie. Deze socialistische steden kenmerken zich door een klassieke stedenbouwkundige opzet. Een gesloten stadslichaam met een monumentale hoofdstructuur staat symbool voor machtsvertoon: het momentum wordt gecreëerddoor een centrale middenas, ‘de magistrale’, geflankeerd door monumentale wanden en grootschalige voorzieningen. Idealiter wordt zo’n boulevard gebruikt voor parades, demonstraties en volksfeesten. De aanpalende wooncomplexenbestaan uit theatraal vormgegeven woonblokken in een open hoven verkaveling met hoogwaardige groenvoorzieningen. Vaak zijn deze nieuwe steden, zoals in Eisenhüttenstadt (voorheen Stalinstadt) in de voormalige DDR of Dunaújváros in Hongarije, slechts in hoofdopzet socialistisch realistisch en zijn maar enkele delen in deze stijl gerealiseerd. Een uitzondering hierop is Poruba, Ostrava in Tsjechië, waar het merendeel van de bebouwing is uitgevoerd volgens de principes van het socialistisch realisme.

 

Modelstad Poruba

 

Steenkoolmijnen en staalfabrieken lagen tengrondslag aan de enorme groei van Ostrava. In 1948 werd rond Poruba, een bestaand dorpje ten oosten van het stadscentrum van Ostrava, een nieuwe modelstad ontwikkeld. Er is tijdens deze planfase gedacht om Poruba uit telaten groeien tot hét nieuwe stadscentrum van Ostrava en het oude centrum op tegeven ten gunste van mijnbouw. Poruba werd ruim opgezet langs een brede boulevard geflankeerd door monumentale gebouwen, die doen denken aan de NevskiProspekt in St. Petersburg. Aangrenzend liggen de wooncomplexen. Deze bestaan uit grote halfopen woonblokken, uitgevoerd in de socialistisch realistischestijl, in een meanderende verkaveling met in de plint ruimte voor winkels. In het midden van het wooncomplex ligt een groen plein met openbare voorzieningen als het cultuurhuis, de scholen en crèches. Op een verrassende wijze wordt de eenheid van het wooncomplex ervaren door de vervlechting van het groen met de bouwblokken, die zijn aangekleed met balkons, loggia’s en poorten. De aanwezigheid van de voorzieningen en het ontbreken van een dominant ontsluitingssysteem draagt bij aan een aangenaam woonklimaat met een bijna intiem karakter. Het contrast tussen de besloten wooncomplexen en de stedelijke boulevards versterkt de ruimtelijke kwaliteit. Het is dan ook niet verwonderlijk dat ondanks de sluiting van de mijnen en de hoge werkeloosheid sinds 1995 zo’n 70% van de woningen zijn aangekocht door de bewoners. Onlangs is het socialistisch-realistisch deel van Poruba op de monumentenlijst geplaatst.

 

 

Productiemodernisme (1955-1989)

Een omslagpunt in de architectonische ontwikkelingen binnen het Sovjet Imperium wordt gevormd door de befaamde rede van Chroesjtsjov op 7 december 1954. Daarin bekritiseerde hij het socialistischrealisme als duur, arbeidsintensief en inefficiënt, en verhief hij het productiemodernisme, waarin alles om de industrialisatie van de bouw draaide, tot partijdogma. De woningbouwproductie werd integraal onderdeel van de geleideplaneconomie. Er moest beter, goedkoper en sneller worden gebouwd. In wezen betekende dit dat men terugkeerde naar de basisideeën van rationalisatie, industrialisatie en standaardisatie van het modernisme in de jaren twintig. Dit leidde tot een versnelde industrialisatie van de bouw en heel het SovjetImperium werd in de daarop volgende decennia volgebouwd met ‘Platten’.

  Deze economische idealen zijn in veel wederopbouwprojecten in Midden- en Oost-Europa op dramatische wijze verwezenlijkt. De nieuwe steden werden in een zeer kort tijdsbestek gerealiseerd en zijn vooral het resultaat van een efficiënt productieproces. De idealen uit het modernisme: licht, lucht enruimte werden verruild voor die van de productie aantallen. De rigide planningsstructuur en een starre bouwindustrie waren echter een remmende factor op de kwaliteit.

  De stedenbouwkundige structuur werd niet langer bepaald door het onderscheid tussen centrum en periferie, maar door de draairichting en reikwijdte van de bouwkranen. Behalve sneller werd er ook hoger en groter gebouwd hoven werden vervangen door een strokenverkaveling. Waren de bouwblokken ten tijde van het socialistisch realisme nog vier à zes lagen hoog,de portiek etage flats uit het productiemodernisme bestaan uit tien tot zestien verdiepingen. De hoofdopzet van de wooncomplexen wordt bepaald door gescheiden verkeerssystemen. Het groen zorgt voor de visuele samenhang en is de verbindende structuur waarin alle voorzieningen zijn opgenomen. Stedenbouwkundig ligt de essentie in het enorme beslag op de ruimte. Deze leegte kenmerkt het collectief eigendom van het domein. Het is ook niet langer de architectuur van de individuele gebouwen die de ‘stad’ karakteriseren. Bepalend voor het karakter van de Oost-Europese nieuwe steden is de monotonie van eindeloos herhaalde bouwblokken.

  Veel van deze nieuwe steden, bestaande uit zo’n 150- 200.000 inwoners, zijn gebouwd bij bestaande steden: Petrzalka aan de zuidoever van de Donau bijBratislava in Slowakije of de massawoningbouw op de linkeroever van de Dnjeprin Kiev, maar liefst bestemd voor één miljoen inwoners! Doordat de prioriteit werd gelegd bij de realisatie van woningaantallen, maar financiële middelen voor een degelijke architectonische en stedenbouwkundige afwerking ontbraken bleef de ontwikkeling van de woonkwaliteit, de voorzieningen en de inrichting van deopenbare ruimte ver achter. De bestaande stad moest het gebrek aanvoorzieningen compenseren. De overheden bleken niet in staat het gewenste ideaalbeeld te realiseren. In de jaren tachtig leidde dit tot informele ontwikkelingen in de plinten van bouwblokken en het ontstaan van markten langs hoofdwegen of bij metrostations. De vestiging van winkels, cafés, terrassen enkleinschalige voorzieningen werden oogluikend toegestaan. Pas na de val van het communisme werden, meestal door westerse investeerders, de grootschaligevoorzieningen gerealiseerd. Inmiddels zijn de woningen voor weinig geld verkocht of zelfs geschonken aan de bewoners. Zij nemen de vrijheid om individueel balkons dicht te bouwen of collectief te renoveren. Ook eigenen zij zich de openbare ruimte toe door intensief gebruik en annexatie van grote delen voortuinen, akkers en garageboxen. Het ideaal van de staat heeft hier plaatsgemaakt voor het ideaal van het individu.

 

Ideaalstad Hoyerswerda

In 1955 werd gestart met de planontwikkelingvan de tweede socialistische stad in de DDR. Deze nieuwe stad werd gebouwd bijhet dorp Hoyerswerda, in de nabijheid van de bruinkoolafgravingen door energieleverancier Kombinat Schwarze Pumpe. In Hoyerswerda Neustadt woonden in de jaren zeventig meer dan 70.000 inwoners, sinds die Wende is het aantal gehalveerd. De werkeloosheid, de leegstand van de woningen en de nivellering van de huurprijsvan de woningen naar West-Duitse standaard brengen het socialistisch model in diskrediet. Door de enorme leegloop en vergrijzing zijn voorzieningen opgeheven, winkels gesloten en het groen wordt niet langer onderhouden door de overheid. Sporadisch zijn nog sporen van gemeenschapszin te ontdekken een collectief onderhouden hof, wapperend wasgoed aan de gemeenschappelijke droogrekken of goed onderhouden portieken.

 

Het nieuwe Kapitalisme (1990- )

Nu het ijzeren gordijn is gevallen zijn de socialistische uitgangspunten en de ruimtelijke vertaling naar ideaalsteden ingehaald door de actualiteit nieuwe perspectieven dienen zich aan. Kunnen de maatschappelijke veranderingen geaccommodeerd worden door de fysieke structuurvan de socialistische stad? In het tijdperk van het nieuwe kapitalisme is veel werkgelegenheid verloren gegaan, waardoor één van de belangrijkste bestaansredenen van de socialistische stad is weggevallen. De fysieke structuuris echter dominant aanwezig in de Midden- en Oost-Europese steden. Deze ‘inbeton gegoten’ idealen, die geen maatschappelijke relevantie meer hebben, vertegenwoordigen een beladen geschiedenis. Wanneer het bewustzijn van deze geschiedenis ontbreekt, ontbreekt ook de basis voor de fysieke instandhouding van de socialistische steden en kan daaraan ook geen identiteit worden ontleend. Als er geen betekenis kan worden ontleend aan de bouwwerken of wanneer maatschappelijk en fysieke flexibiliteit ontbreken is er geen zicht op vernieuwing. Dit wordt nog eens versterkt door de geopolitieke situatie. Zo staan in Charkiv de fysieke bouwkundige condities op instorten terwijl de bandstad nog volop in bedrijf is. Het socialistisch realistisch monument Poruba toont aan dat, dankzij maatschappelijke veerkracht, duurzame fysieke kwaliteiten de geschiedenis kunnen overleven. Hoyerswerda, daarentegen,verkeert door de versnelde overgang naar het westerse kapitalisme in eeni dentiteitscrisis de krimpende stad is het resultaat van de maatschappelijke veranderingen. Ook in Kiev en Petrzalka de realisatie van de socialistischestad ingehaald door de tijd fysiek en maatschappelijk is de socialistische tad hier nooit voltooid. Het is de vraag of het kapitalisme in staat is stedelijke idealen te genereren die even sterk zijn als die van het ten grave gedragen socialisme. De stad is immers per definitie een collectief fenomeen.Villa’s en ‘gated communities’, in eenzelfde hoogbouw als voorheen de ‘platten’, vertegenwoordigen een nieuw maatschappelijk ideaal, niet het verlichten van de op gemeenschappelijke behoeften toegesneden utopia’s van de socialistische stad.

 

 

+ Related Projects